Heilige van de dag: Sint Jozef

19 maart 2024

Jozef Voedstervader van Jezus, Nazareth, Palestina; † eerste kwart van de 1e eeuw

Feest 19 maart

Over Jozefs rol tijdens Jezus’ geboorte horen we in de evangelies niets. De oudste legendes vertellen dat Jozef er op uit ging om vroedvrouwen te zoeken.

Het zijn de middeleeuwse kunstenaars die ons doen mediteren over Jozefs aanwezigheid in de stal. Aanvankelijk zien we hem terzijde van het gebeuren neerzitten, met de hand aan de wang, overdonderd door het mysterie dat hem is overkomen. Gaandeweg de middeleeuwen komt hij tot leven: hij snijdt kleertjes voor het Kind, maakt een vuur aan, maakt water warm, kookt papjes, doet het Kind in bad of geeft het te eten uit een kommetje, wast luiers en doeken, verricht onderhoudswerkzaamheden, ligt eerbiedig geknield voor het Kind, samen met Maria, heeft een kaars of lantaarn in de hand, heet bezoekers welkom en wijst hun op het Kind enz. enz.
De apocriefe evangeliën weten vervolgens veel bijzonderheden te vertellen over de vlucht naar en het verblijf in Egypte. In elke anekdote wordt benadrukt hoe bijzonder dit Kind is, en dat het wonder op wonder verricht, herhaaldelijk tot verrassing van Jozef en Maria. Zo buigt een eeuwenoude palmboom met kokosnoten zich naar het gezin om hen te voeden. Alsof Jozef vraagt een moment aan de kust te rusten om zich te verfrissen, blijkt het Kind de weg te verkorten en zijn ze plotseling reeds op de plaats van bestemming aangekomen enz. enz.
Sint Jozef tijdens Jezus’ Kindheidsjaren

1 Bijbel
Alleen bij Lukas (02,41-52) vinden we een verhaal uit Jezus’ kindertijd. Als Jezus twaalf is, gaan vader, moeder en hij – zoals elk jaar trouwens – voor het paasfeest naar de tempel in Jeruzalem. Als ze teruggaan, blijft hij in de tempel achter te midden van de leraren die verbaasd staan over zijn wijsheid. Na drie dagen ‘met pijn’ naar Hem te hebben gezocht, vinden zijn ouders hem terug. Hij gaat met hem mee en is hun onderdanig. Daarna horen we niets meer over Jozef.

2 Legendes
De apocriefe evangelieverhalen uit de eerste eeuwen menen meer te weten.
Zo horen we in het zogeheten evangelie van de Pseudo-Matteüs, hoe Jezus als knaap blijk gaf van zijn goddelijke afkomst door wonderen en tekenen te verrichten. Die stuitten natuurlijk telkens weer op verwondering en verontwaardiging Zo hield zich niet aan de sabbatsvoorschriften, veroorzaakte de dood van dwarse vriendjes enz. En telkens moest Jozef het onuitstaanbare knaapje weer tot de orde roepen. Uiteindelijk zijn ze zelfs genoodzaakt uit Nazareth weg te gaan en zich te vestigen in Kafarnaüm…
In het zogeheten Arabische Evangelie van de Verlosser (ca 450?) lezen we dat Jozef weliswaar timmerman was van zijn vak, zoals we ook in het evangelie lezen. Maar dat hij er niet zo goed in was:

Hoofdstuk 38
Jozef nu ging de hele stad rond, en nam de Heer Jezus mee als de mensen hem vroegen om een deur, een melkvat, rustbank of kist te komen maken. Overal ging de Heer Jezus met hem mee. Telkens als Jozef iets van zijn handwerk met een el of een duimbreedte langer of korter, smaller of breder moest maken, strekte de Heer Jezus zijn hand ernaar uit. Had Hij dat eenmaal gedaan, dan was het precies zoals Jozef het gewild had. Hij hoefde er met eigen vaardigheid niet meer aan te pas te komen. Jozef was immers niet zo bekwaam in het timmervak.

Hoofdstuk 39
Zo ontbood hem op een dag de koning van Jeruzalem met de opdracht: ‘Jozef, ik wil dat je voor mij een verheven zetel maakt; hij moet de maten hebben van de plek waar ik altijd resideer.’ Jozef ging meteen aan het werk. Het duurde twee jaar. Maar toen hij de zetel aanbracht op de daarvoor bestemde plek, dat hij links en rechts twee duim te kort was. Toen de koning dat zag, werd hij woedend. Van angst kreeg Jozef geen hap meer door de keel en ’s nachts sliep hij niet. De Heer Jezus vroeg hem waarover hij zo inzat. Hij zei: ‘Omdat ik in één klap alles kwijt ben, wat ik in twee jaar heb opgebouwd.’ Toen zei de Heer Jezus: ‘Vrees niet; houd moed. Als u de ene kant van de zetel vastpakt, neem ik hem aan de andere kant. We zullen zien wat er aan kunnen doen.’ Jozef deed het, en allebei trokken ze aan hun kant. Zo kreeg de zetel alsnog de maten die hij hebben moest. Toen de omstanders zagen wat er gebeurd was, prezen ze God…
Jozefs dood

Over Sint Jozefs zalig afsterven wordt verteld in het apocriefe boek ‘De Geschiedenis van Jozef de timmerman’. Het stamt waarschijnlijk uit de 4e eeuw. Het boek bevat 32 hoofdstukken. Het relaas over Jozefs dood neemt ruim de helft ervan in beslag.
Het wordt gepresenteerd als een toespraak van Jezus tot zijn leerlingen. Hij vertelt hun uitvoerig over hoe Jozef aan zijn eind is gekomen. Aan het einde van het boek blijkt dat het is ontstaan in kringen van gelovigen die de nagedachtenis van Jozef in ere willen houden en hem vereren als hun beschermheilige. Zoals gezegd: Jezus is aan het woord De ‘u’ die Hij toespreekt is zijn stervende vader Sint Jozef. “Iedere sterveling die op uw sterfdag een extra offer opdraagt, zal Ik zegenen en belonen temidden van de kring der maagden. En iemand die op uw sterfdag ter ere van u aan noodlijdenden en behoeftigen, weduwen of wezen, uit eigen middelen iets geeft ter ondersteuning, voedsel bijvoorbeeld, zal tijdens zijn leven nooit slachtoffer worden van roof of diefstal. En wie een beker water of wijn geeft aan weduwe of wees, zal ik bij u aanbevelen, zodat u die weldoener kunt binnenleiden tot het hemels gastmaal. Ik zal het hem dertig, zestig of honderd maal belonen.

Wie mijn verhaal over u aan anderen zal doorvertellen, zal ik heel zijn leven aan uw bescherming toevertrouwen. En als voor hem of haar de dag van de dood gekomen is, zal ik het boek waarin diens zonden zijn opgetekend, verbranden. Hem of haar zal geen enkele pijn treffen op de dag van het Laatste Oordeel…”

[Hoofdstuk 26]
Wat vertelt ‘Jezus’ volgens dit boek over Jozefs dood?
In hoofdstuk 12 vertelt ‘Jezus’ dat Jozef zijn einde voelt naderen.
In hoofdstuk 13 gaat hij naar Jeruzalem om in de tempel te bidden. In 14 keert hij terug naar Nazareth. Hij is intussen zo verzwakt dat hij het bed moet houden. In de volgende hoofdstukken krijgen wij een overzicht van Jozefs leven. Hij zou honderdenelf jaar geworden zijn. Weer volgt er een gebed in de vorm van een weeklacht, waarin vooral herinneringen aan Jobs weeklacht langskomen (hfdst.16).
In hoofdstuk 17 vertelt ‘Jezus’:

“Ik trad nu bij hem binnen en bevond dat zijn ziel heftig in beroering was. Hij had het erg benauwd. Ik zei: ‘Dag rechtvaardige vader Jozef. Hoe gaat het?’ Hij antwoordde: ‘Wat ben ik blij dat je komt, mijn jongen. Pijn en doodsangst belagen mij aldoor. Maar zodra ik je stem hoorde, werd het rustig in mij…’ Volgt een soort litanie tot Jezus, waarna Jozef zijn leven overziet, vooral zijn leven met Jezus’ moeder Maria.

In hoofdstuk 18 komt Maria erbij. Jezus zit aan het hoofdeind en houdt Jozefs hand vast, Maria houdt Jozefs voeten omklemd en merkt op dat ze al koud zijn (hfdst.19-20). Als het moment van Jozefs dood dáár is, spreekt Jezus een gebed tot zijn Vader God. Vervolgens verschijnen de aartsengelen Michaël en Gabriël en wikkelen Jozefs ziel in een doek om hem naar de hemel te dragen. Daarop drukt Jezus Jozefs dode ogen toe (hfdst.23).

Daarna komen de kinderen uit Jozefs eerste huwelijk erbij. De hele dorp van Nazareth deelt in de rouwklacht. Uitvoerig wordt het doodsritueel beschreven: de gebeden, toespraken en overwegingen die bij de overledene worden gehouden.

Zo stierf Jozef volgens de legende tussen Jezus en Maria. Op basis van deze legende wordt Jozef vereerd als patroon van een zalige dood.

Andere berichten

Wilt u onze nieuwsbrief ontvangen?

Later dit jaar zullen we weer een nieuwsbrief opstarten om u op de hoogte te houden van alle activiteiten en ontwikkelingen binnen onze parochie. U kunt nu alvast uw mailadres achterlaten met onderstaand formulier:

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA. Het Google Privacybeleid en de Google Servicevoorwaarden zijn van toepassing.

Volg ons!