Hij was professor in de moraaltheologie op het kerkelijk college. Bovendien werd hij tot rector aangesteld. Hij leidde een inspirerend en vroom leven en was een veel gezocht biechtvader. Daarnaast was hij gevangenispastor. Vooral de ter dood veroordeelden gingen hem ter harte. Met als gevolg dat hij de bijnaam ‘galgenpriester’ kreeg.
Patronaten
Paus Pius XII benoemde hem in 1948 tot patroon van de gevangenispastores.