Op 18 november 1626 werd de geheel vernieuwde Sint-Petruskerk (‘Sint-Pieter’) ingewijd. Zij gaat terug op een stichting van keizer Constantijn († 337; feest 21 mei). Op de plek waar Sint Petrus was begraven, liet hij ter ere van de prins der apostelen een basilica bouwen, en voegde er voor de ingang een zuilenportiek (of atrium) aan toe.
Waar de ronding van de apsis begon, liet hij een dwarsschip bouwen, zodat de kerk het grondpatroon vertoonde van een Latijns kruis. Op de kruising (‘viering’) van schip en dwarsarm bevond zich het zogeheten ‘martyrium’, de plek waar zich de sarcofaag van de martelaar Sint Petrus bevond. Zo kon ze van alle kanten door pelgrims worden gezien en vereerd.
In de afgelopen eeuwen hebben wetenschappers herhaaldelijk onderzoek gedaan naar de historische betrouwbaarheid van Petrus’ graf. Telkens kwamen ze weer tot de conclusie dat het graf met de grootste waarschijnlijkheid inderdaad de resten bevat van Sint Petrus. Of minstens het stoffelijk overschot van iemand uit de eerste eeuw, waarvan de resten met de grootste eerbied en zorgvuldigheid waren behandeld en voorzien van de aantekening dat het om de heilige apostel Petrus ging. Bovendien waren die resten zeer wel in overeenstemming te brengen met de gegevens die men van elders Petrus kende…
Toen de kerk in de 15e eeuw tot een ruïne was vervallen gaf paus Nicolaas V († 1455) de opdracht tot restauratie. Vervolgens gebeurde er niet veel. Het was paus Julius II († 1513) die de herbouw energiek ter hand nam en de grootste kunstenaars uit geheel Italië inschakelde, zoals Bramante († 1514), Rafaëllo († 1520) en Michelangelo († 1564). Het resulteerde in het imposante gebouw zoals we dat kennen tot op de dag van vandaag. De inwijding vond pas plaats op 18 november 1626 onder paus Urbanus VIII († 1644).
De inwijding van de kerk van Sint-Paulus-buiten-de-Muren (San Paolo fuori le Mura) gebeurde op 10 december 1854 door paus Pius IX († 1878; feest 7 februari). Zij was uit haar as herrezen sinds een bouwvakker in 1823 bij herstelwerkzaamheden op het dak een vuurpan had laten branden. De kerk uit de 4e eeuw was met kerkschatten en al volkomen door het vuur verwoest; er restte niet meer dan een rokende puinhoop waaruit wat verkoolde zuilstompen omhoog staken.
De oorspronkelijke basiliek was in 324 of 326 gesticht door keizer Constantijn en stond op de plek waar vrouwe Lucina († 1e eeuw; feest 30 juni) de Apostel der Heidenen had begraven. Er had al sinds paus Anacletus († 88; feest 26 april) een gebedskapelletje gestaan. De pausenkroniek (‘Liber Pontificalis’) zegt dat Constantijn ‘er een basiliek bouwde voor de apostel Paulus, wiens stoffelijke resten hij in een schrijn legde en afsloot, precies zoals hij met die van Sint Petrus had gedaan’. Nog in diezelfde eeuw moest de kerk worden uitgebreid omdat ze te klein was geworden voor de toeloop van de vele toeristen.