Albert werd omstreeks 1206 geboren te Lauingen aan de Donau in het Beierse Zwabenland als oudste zoon van de Graaf van Bollstädt. Na zijn studies in Padua en Parijs trad hij in 1223 toe tot de pasopgerichte bedelmonnikenorde van Sint Dominicus. In 1254 werd Albertus gekozen tot overste van alle Duitse dominicanen.
Universele leraar
Aan diverse instituten in Europa was Albertus met succes docent filosofie en theologie. Zijn academische eretitel luidde Doctor Universalis, de universele leraar, omdat er bijna geen vakgebied was waarin hij niet uitblonk. Albertus was de leermeester van Thomas van Aquino. Beiden maakten de wijsbegeerte van Aristoteles (383-322 voor Chr.) dienstbaar aan de katholieke theologie. Op natuurfilosofisch gebied was Albertus baanbrekend, omdat hij veel belang hechtte aan het wetenschappelijk experiment.
Bisschop
Op aandrang van paus Alexander IV werd Albertus in 1260, geheel tegen zijn wil, benoemd tot bisschop van Regensburg. In die hoedanigheid maakte Albertus naam als vredestichter tussen volkeren en steden. Paus Urbanus IV besloot Albertus’ verzoek om ontslag als bisschop in te willigen. Wel gaf de paus hem opdracht een nieuwe kruistocht met diens prediking te ondersteunen. Albertus predikte de kruistocht naar het Heilig Land in de jaren 1263 en 1264 in Duitsland en Bohemen. Daarna hervatte hij zijn academische loopbaan. In 1270 vestigde hij zich in het Heilig-Kruisklooster van zijn orde in Keulen.
De Grote
Albertus stierf op 15 november 1280 in Keulen. Hij liet vele geschriften na, vooral theologische en natuurwetenschappelijke werken. Vanwege zijn grote academische en politieke invloed werd hij Albertus Magnus (Latijn voor ‘De Grote’) genoemd.
Kerkleraar
In 1622 werd Albertus zalig verklaard. In 1931 verklaarde paus Pius XI hem heilig. Albertus’ stoffelijk overschot ligt in een sarcofaag in de crypte van de dominicanenkerk Sankt Andreas in Keulen. Zijn liturgische gedachtenisdag is 15 november. Albertus is de beschermheilige voor natuurwetenschappers. Ook heeft hij de status van Kerkleraar; dat betekent dat de Katholieke Kerk zijn theologische en spirituele geschriften als gezaghebbend beschouwt.